26
Fran had een hond gekregen. Een van de moeders van school had er de avond daarvoor mee op de stoep gestaan. Ze had een opgelaten indruk gemaakt. ‘We willen ons niet opdringen, maar we dachten dat ze misschien iets voor jou zou zijn. Ze heeft een heel vriendelijk karakter maar kan aardig wat herrie maken als ze wordt gestoord. We dachten, omdat je hier alleen woont, en zo dicht bij de plek waar het meisje is gevonden...’
Fran had de vrouw binnengevraagd, haar een glaasje wijn aangeboden, wat ze afsloeg, en een kopje thee, wat ze wel wilde. Fran had dit bedoeld als een beleefde inleiding voor het afslaan van het aanbod. Toen ze in Londen woonde, had ze altijd de pest aan honden gehad. Ze jankten en scheten de stoepen vol. De vrouw begon over haar kinderen en de school te praten. ‘O, ze is een geweldige juf, Margaret Henry. Die laat niet met zich sollen.’ Fran hield haar eigen mening maar liever voor zich. Ze begon ook niet over de moord. Maar toen de vrouw opstond om naar huis te gaan, bleef de hond achter. Fran had opeens het bijgelovige gevoel gekregen dat wanneer ze het aanbod afsloeg, ze over zichzelf zou afroepen dat er iets vreselijks zou gebeuren. Iemand die het huis binnendrong en zich aan haar en Cassie zou vergrijpen. Fran stelde zich voor hoe de ouders er naderhand op het schoolplein over zouden praten. Weet je, ze was te trots. We hebben haar een hond aangeboden om haar te beschermen, maar ze heeft het aanbod afgeslagen.
Dus had ze de hond Maggie genoemd. Een bastaardje met een hoop collie erin. Zwart met wit. Cassie was dolblij geweest, want ze had al zo vaak om een huisdier gezeurd. Het beest liet zich Cassies kwellingen welgevallen met een vriendelijkheid die Fran ernstig aan het twijfelen bracht over Maggies waarde als waakhond.
Het was nu zondagmiddag en Cassie was naar het verjaardagspartijtje van een vriendinnetje van school. Ze had haar favoriete jurk aan, een en al roze ruches en glitters, en was bijna in tranen uitgebarsten toen haar opgekamde haar niet wilde blijven zitten zoals ze het wilde. Wat zullen ze niet van me denken als ik er zo uitzie, had ze gezegd. De andere moeders hebben föhns en krultangen! Kortom, Fran was een moeder van niks. Fran probeerde zich in te leven in het leed van haar dochter. Het zou Cassies eerste echte logeerpartijtje worden. Een mijlpaal. Ze werd opgehaald en Fran had in de deuropening gestaan om haar uit te zwaaien, maar Cassie had het niet gezien. Ze was al druk aan het kwebbelen en giechelen met de andere meisjes in de auto. Maggie lag te slapen voor de open haard.
Fran ging aan de slag met een pen en Oost-Indische inkt aan de tekening waaraan ze een week daarvoor was begonnen. De voorstelling was geïnspireerd door Raven Head, het patroon van de rotsbodem en het keienstrandje eronder. Ze was begonnen met een helder beeld van hoe het eruit moest gaan zien maar merkte nu dat ze zich onmogelijk kon concentreren. Ze had last van een tintelende rusteloosheid, alsof ze veel te veel koffie had gedronken. Ze had Cassies nerveuze gemoedstoestand blijkbaar overgenomen. Op een zeker moment raakte ze zo gefrustreerd, dat ze het blad papier pakte, er een prop van maakte en die in het vuur wierp.
Ze had het gevoel dat ze al dagenlang in deze ene kamer gevangenzat. Als ik nu in Londen was geweest, dacht ze, zou ik iemand hebben gebeld. Dan konden we in een bar afspreken voor een late lunch en een paar glazen wijn drinken. Daar was ze altijd omgeven geweest door mensen, lawaai en geruchten. Als ik haar in Londen had ontdekt, zou ik het zo van me af hebben gepraat. Het beeld zou niet achter in mijn hoofd blijven zitten en al mijn andere gedachten besmetten. Het zou niet voor mijn ogen langs zweven als ik probeerde te tekenen.
Ze trok haar jas en laarzen aan en deed de deur open. De hond kwam haar achterna. Er had in de afgelopen nacht een verbazingwekkende verandering in de buitentemperatuur plaatsgevonden. Het was alsof Ravenswick naar een ander werelddeel was verplaatst, met een zachter, minder vijandig klimaat. Er liepen nog steeds politiemensen op de weg bij Hillhead, maar op de heuvel zag ze er niet veel meer. Vanaf deze afstand zagen ze eruit als figuurtjes op kindertekeningen, met stokjes als ledematen, zoals Cassie er een in het zand van het strand achter de Haa had getekend.
Ze kon Euans huis ook zien. Zijn auto stond voor de deur. In een impuls besloot ze bij hem langs te gaan. Als zij zich gespannen voelde, hoe moeilijk moest híj het dan niet hebben? Met de hond dansend en springend om zich heen liep ze de heuvel af. Toen ze op de deur klopte, deed Euan meteen open met een boos gezicht. Verbaasd deed ze een stap achteruit.
‘Sorry,’ zei hij. ‘Ik dacht dat je een verslaggever was. De politie houdt ze tegen aan het begin van de weg, maar er zijn er een paar door het kordon gebroken. Niet van hier. De landelijke pers heeft blijkbaar lucht van de zaak gekregen.’
‘Ik wist niet of je wel bezoek wilde. Als je liever wilt dat ik ga...’
‘Nee. Ik moet Catherines spullen gaan bekijken. De politie heeft me gevraagd of ik haar camcorder wil opzoeken. Maar ik weet niet of ik dat wel aankan. Zullen we eerst een kopje thee nemen?’
Fran liet de hond in de tuin achter en liep hem achterna naar binnen. Toen hij met haar naar de hypermoderne keuken ging, zag ze wat een moeite het hem kostte om zichzelf te vermannen. Zijn hand trilde toen hij de fluitketel onder de kraan hield.
‘Ik wil weten hoe het met dat andere meisje zat,’ zei hij, nog steeds met zijn rug naar haar toe.
‘Welk ander meisje?’
‘Catriona Bruce. Het meisje dat hier heeft gewoond en dat is verdwenen.’
Hij draaide zich om en pakte twee mokken van de plank. ‘Eerst kon het me niet schelen wie Catherine had vermoord. Niet echt. Dat ze me was afgenomen, daar ging het om. Dat ze er niet meer was. Heel egoïstisch misschien, maar dat was het enige wat me kon schelen. Toen vertelde jij me over dat andere meisje en besefte ik dat zij alles anders maakte.’
‘Hoe dan?’
‘Als Catherines dood deel uitmaakt van een patroon, had haar dood voorkomen kunnen worden. Begrijp je wat ik bedoel?’
Fran wist niet zeker of ze hem wel begreep, maar ten slotte knikte ze.
‘Dus wil ik te weten komen wat er acht jaar geleden met dat andere meisje is gebeurd. Om de gebeurtenissen zin te geven. Om te begrijpen waarom Catherine is vermoord.’
‘Catriona is nooit gevonden.’
‘Dat weet ik.’ Het water in de elektrische fluitketel kookte, maar hij sloeg er geen acht op. Zijn stem klonk ongeduldig en ook de boosheid was erin teruggekeerd. ‘Natuurlijk weet ik dat.’ Hij liep langs Fran heen. ‘Kom hier,’ zei hij. ‘Kom hier.’ Even leek het erop alsof hij haar arm wilde vastgrijpen, maar hij beheerste zich. Hij nam haar mee naar de kleine bijkeuken, waar een aanrecht was en waar de wasmachine en de droger stonden. Het was een schemerige ruimte die was ontsnapt aan de ingrijpende renovatie die de rest van het huis had ondergaan. Het rook er naar vocht en schimmel. ‘Dit moet vroeger de keuken zijn geweest,’ zei hij. ‘En dit was volgens mij de provisiekast.’ Hij deed de kastdeur open. ‘Moet je zien.’ Zijn stem had een schrille, overspannen klank gekregen. ‘Kijk!’
De binnenkant van de kastdeur was niet geschilderd. Euan trok de deur verder open en Fran zag de horizontale streepjes die er met een viltstift op waren gezet en die de lengte aangaven van de kinderen die hier hadden gewoond. Naast elk streepje stonden een voorletter en een datum. Hij wees naar een van de lagere streepjes. ‘B,’ zei hij. ‘Dat is Brian, haar jongere broertje. Ik heb het aan de inspecteur gevraagd en die heeft me verteld dat hij Brian heette. ‘En deze is van Catriona.’ Het streepje was roze. ‘Zo groot was ze een maand voordat ze verdween.’
‘Ze was klein voor haar leeftijd.’ Fran merkte dat ze geroerd was. Cassie was maar een paar centimeter kleiner.
Euan scheen vergeten te zijn dat hij haar thee had aangeboden. Hij liep terug naar de keuken, ging op een barkruk zitten en sloeg zijn handen voor zijn gezicht. Fran keek even hulpeloos toe en besefte dat ze niets voor hem kon doen. Toen ze zei dat ze wegging, scheen hij haar niet te horen.
Fran liep de heuvel op. Ze wilde weg van het beeld van de ontwikkelde man van wie zo weinig was overgebleven, die naar verklaringen zocht in patronen en streepjes op een oude deur, die nu geobsedeerd werd door een ander meisje. Was het schuldgevoel dat hem dreef? Voelde hij zich schuldig omdat hij geen goede vader was geweest? De hond danste om haar heen of rende voor haar uit. Ze kwam bij een stuk vlak land dat daarachter steil opliep. De bodem was drassig, de greppels stonden vol met smeltwater en de natte turf was sponzig zacht. Er scheen een bleek zonnetje en het licht weerkaatste op het stilstaande water van de plassen en poelen die de afgelopen nacht waren ontstaan. Tezamen vormden ze een groot, ondiep meer. Ze plaste door het water en bedacht dat Cassie dit prachtig zou hebben gevonden.
Ik geloof niet dat ik dit allemaal alleen aankan, dacht Fran. Het ging niet alleen om de grote dingen zoals Catherine en haar vader. Er waren ook andere dingen waarover ze graag met vrienden zou willen praten. Over mannen, bijvoorbeeld. Ze miste een man in haar leven, zou dat graag hebben toegegeven, er grapjes over hebben gemaakt en met haar vriendinnen hebben gepraat over wat ze daaraan kon doen. Hier kon ze er niet over praten. De mensen zouden het niet begrijpen. Ze miste zelfs de onzinnige gesprekken over kleding, diëten en vakanties, dingen die ze verachtte toen ze deel van haar leven uitmaakten. Ze had zichzelf altijd gezien als een onafhankelijke vrouw. Een sterke vrouw. Maar nu, voor het eerst sinds ze naar Shetland was teruggekeerd, verlangde ze naar het gezelschap van haar vriendinnen.
Hier zou ze altijd een buitenstaander blijven. Altijd. Cassie mocht dan een Shetlands accent ontwikkelen naarmate ze groter werd, en misschien zou ze met een Shetlandse man trouwen, maar de mensen zouden nooit vergeten dat haar moeder een Engelse was. Het zou anders zijn als Fran met Duncan getrouwd was gebleven. Dan zou er sprake zijn geweest van een zekere acceptatie. Maar nu, in de huidige situatie, had ze geen idee hoe ze dit zou kunnen veranderen.
Er waren natuurlijk meer nieuwkomers, uitgeweken Britten. Honderden mensen zoals Euan en zij, die hun best deden om zich een eilander te voelen, of dat gevoel desnoods te imiteren. Sommigen van hen deden zo erg hun best, dat ze zichzelf belachelijk maakten met hun spincursussen, hun muziek en hun pogingen het dialect te spreken. Fran zag hen bij elkaar zitten in de pubs en restaurants in de stad, gekleed in hun Fair Isle-vesten en truien van zelfgesponnen wol. Ze kwam hen tegen bij de filmclub en op de boekenbeurs. Andere nieuwkomers bleven liever op zichzelf. Voor hen was Shetland een tijdelijke wijkplaats en na verloop van tijd zouden ze weer terugkeren naar de beschaafde wereld, met verhalen over de kou en de eenzaamheid. Deze twee groepen gingen voornamelijk om met mensen uit hun eigen groep. Fran vond zichzelf in geen van beide groepen passen en dacht wel eens: hoe moet ik nou verder? Hoe moet ik voorkomen dat ik zielig, eenzaam en oud word en straks alleen nog maar leef voor mijn kunst?
Maar door de lichaamsbeweging kreeg ze een beter humeur. Ze ontleende een kinderlijk plezier aan het schoppen in het water waar ze doorheen liep. Met zelfkritiek dacht ze: want wat is er zo erg aan leven voor mijn kunst?
Ze begon tegen de heuvel op te lopen, langs een muurtje van keien. Ze was nog nooit zo ver geweest. Meestal als ze ging wandelen was dat met Cassie, en die kon dit tempo en deze afstand nog niet aan. Die begon al te vervelen en te zeuren zodra ze het huis uit waren. Hier, hoger op de heuvel, was het effect van regen en smeltende sneeuw veel ingrijpender dan beneden. Het stroomde als watervallen door de geulen in de rotsbodem en de turf, nam aarde en stenen met zich mee en sneed een pad uit de helling van de heuvel. Nog één zware storm en regenbui en er zou een lawine van losgeraakte bodem kunnen worden veroorzaakt. Ze had Alex Henry daarover horen vertellen op de radio. Het probleem werd deels veroorzaakt door overbegrazing, had hij gezegd. Er waren gewoon te veel schapen die het gras met wortel en al uit de grond trokken waardoor de bodemcohesie steeds verder afnam. Het was een goede zaak dat de subsidietoekenning zou worden veranderd en dat er niet langer voor elk dier geld zou worden uitgekeerd. Fran had het moedig van hem gevonden dat hij dat had gezegd. Het zou hem geen vrienden onder de boeren opleveren. Hij was dan wel een Shetlander, maar misschien was hij nog geïsoleerder dan zij. Ze had de ouders op de speelplaats wel eens op hem horen mopperen en had zich afgevraagd of hij eigenlijk wel echte vrienden had.
De hond was vooruit gerend, zonder zich iets van het hellende terrein aan te trekken. Ze was nu blijven staan en blafte. Fran riep haar, maar ze kwam niet. Fran liep haar achterna de heuvel op, gleed een paar keer uit op stukken waar de bodem kaal en modderig was. Maggie stond aan de rand van een steil oplopend stuk turfgrond. Zo te zien had de regen een bergje keien en stenen weggespoeld waardoor de zwarte turfgrond was blootgelegd. De hond was in de grond aan het graven. Fran riep haar weer. Maggie keek even op maar kwam niet. De zon kwam achter de dunne bewolking vandaan en het licht werd helderder dan het de hele dag was geweest. De zon stond laag boven de heuvel en het licht was onnatuurlijk geel. De hond, de rotsen en de bodem vormden een grof, grillig lijnenspel dat door een zware, sterke hand getekend leek.
Hijgend kwam Fran bij de hond aan. Ze mopperde op Maggie en zei dat ze haar eigenlijk helemaal niet had willen hebben. Daarna bukte ze zich, pakte Maggies halsband vast en trok haar mee. Er stak iets onder het bergje keien uit. Een schoen. Het leer was verkleurd en de gesp was groen uitgeslagen. Het was een kinderschoen. De hond ging wild tekeer, blafte en probeerde op te springen, en even was Fran bang dat ze zichzelf zou wurgen. Maar ze bleef de halsband vasthouden. Ze zag een paar flarden kleding. Gele katoen. En toen zag ze de omtrek van een kleine voet, die wasachtig bleek afstak tegen de zwarte, grove turfgrond.